Anti-β2-glycoprotein I and anti-prothrombin antibodies cause lupus anticoagulant through different mechanisms of action
Anti-β2-glycoprotein I and anti-prothrombin antibodies cause lupus anticoagulant through different mechanisms of action
Anti-β2-glycoproteïne I en anti-protrombine antistoffen veroorzaken lupus anticoagulans op een verschillende manier
Tijdschrift
Journal of Thrombosis and Haemostasis (2021)
Auteurs
T. Noordermeer, J. Molhoek, R. Schutgens, S. Sebastian, S. Drost-Verhoef, A. van Wesel, P. de Groot, J. Meijers, R. Urbanus.
Samenvatting in het Nederlands
Het antifosfolipiden syndroom (APS) is een zeldzame auto-immuunziekte waarbij het lichaam te snel stolsels vormt in de bloedvaten. Hierdoor krijg je trombose. Mensen met APS hebben ook veel ontstekingseiwitten in het bloed. Deze noemen we antifosfolipiden antistoffen genoemd. Antifosfolipiden antistoffen zijn gericht tegen stoffen die aan fosfolipiden binden. Eén van de antifosfolipiden antistoffen die voorkomt bij APS patiënten, is lupus anticoagulans. Lupus anticoagulans wordt voornamelijk veroorzaakt door antifosfolipiden antistoffen die gericht zijn tegen de eiwitten Beta2-Glycoproteïne I (β2GPI) en protrombine. Mensen met lupus anticoagulans antifosfolipiden antistoffen krijgen vaak trombose.
In dit artikel laten we zien hoe antifosfolipiden antistoffen gericht tegen β2GPI en protrombine allebei lupus anticoagulans veroorzaken. Maar de manier waarop ze dit doen verschilt. β2GPI-antifosfolipiden antistof-complexen binden aan stollingsfactor V. Door deze binding verhinderen ze de activatie van stollingsfactor V, waardoor de bloedstolling vertraagd wordt. Protrombine-antifosfolipiden antistof complexen vertragen de stoltijd op een andere manier. Deze complexen belemmeren de binding van stollingsfactoren aan fosfolipiden. De binding van stolfactoren aan fosfolipiden is belangrijk voor een goede bloedstolling. Verminderde binding van stollingsfactoren zorgt dus voor een vertraging van de stoltijd.
De conclusie van dit onderzoek is dat antifosfolipiden antistoffen gericht tegen β2GPI en protrombine beiden op een andere manier de stolling beïnvloeden.
Het hele artikel van dit onderzoek is hier te vinden (Engels): https://doi.org/10.1111/jth.15241.
English summary
Antiphospholipid syndrome (APS) is a rare autoimmune disease in which the immune system mistakenly creates antibodies that increase the risk of blood clot formation (thrombosis). People with APS have many inflammatory proteins in their blood. These are called anti-phospholipid antibodies. Anti-phospholipid antibodies are directed against proteins that bind to phospholipids. LA is mainly caused by antibodies directed against Beta2-Glycoprotein I (β2GPI) and prothrombin. Patients with lupus anticoagulans antibodies easily get thrombosis.
In this article we show how antiphospoplipid antibodes against β2GPI and prothrombin both cause lupus anticoagulans. But the mode of action is different. β2GPI-antibody complexes bind to coagulation factor V. This binding prevents the activation of coagulation factor V resulting in a prolongation of the clotting time. Prothrombin-antibody complexes prolong the clotting time in a different way. These complexes inhibit the binding of coagulation factors to phospholipids. The binding of coagulation factors to phospholipids is important for good coagulation. Decreased binding of coagulation factors to phospholipids results in prolonged clotting times.
To conclude, antiphospholipid antibodies directed against β2GPI and prothrombin cause prolonged clotting times through different mechanisms of action.
The full article of this study can be found here (English): https://doi.org/10.1111/jth.15241.